De Wolf

De Canis lupus is een zoogdier dat behoort tot de roofdieren ( Carnivora ) en de familie hondachtigen ( Canidae ). De wolf komt wereldwijd voor maar gaat in ver-spreidingsgebied achteruit. Er zijn verschillende ondersoorten, waarvan er een aantal zijn uitgestorven. De wolf leeft in groepen en kent een sociale structuur.

De wolf is naar alle waarschijnlijkheid de voorouder van de hond ( Canis lupus familiaris ). In ieder geval kunnen ze samen vruchtbare nakomelingen voort bren-gen, zodat de hond en de wolf, althans volgens bepaalde definities, tot dezelfde soort kunnen worden gerekend.

Taxonomische Indeling 
Rijk             Animalia 
Stam          Chordata 
Klasse      Mammalia 
Orde          Carnivora 
Familie      Canidae 
Geslacht  Canis 
Soort         Canis lupus 

 

Uiterlijke Kenmerken 
Wolven hebben een kop-romplengte van 80 tot 160 cm, en een staart van 30 tot 50 centimeter. De schouder-hoogte is 65 tot 80 centimeter. Teven zijn zo'n 10 % kleiner dan een Reu : een Reu weegt 20 tot 80 kg, Teven worden gemiddeld 18 tot 50 kg zwaar. 
De wolf heeft in rust een hartslag van 90 slagen per minuut en een ademhalings-frequentie van 15 tot 20 per minuut.  Bij grote inspanning kan dit oplopen tot een hartslag van 200 per minuut en een ademhalingsfrequentie van 100 per minuut. 
Het gehoor, de reukzin en het zichtvermogen zijn goed ontwikkeld. Een wolf kan tegen de wind in andere dieren ontdekken die zich op een afstand van 300 meter van hem bevinden. Ook kan hij uitstekend zien in het donker. De wolf heeft een zichthoek van 250° (ter vergelijking: 180° bij mensen). De wolf kan tonen horen tot 40 kHz, tonen die te hoog zijn voor het menselijk gehoor. Speciale hondenfluitjes zijn ontwikkeld, die niet voor mensen, maar wel voor honden en wolven hoorbaar zijn. 

Gebit 
Het gebit van een wolf bestaat uit een totaal van 42 tanden, waarvan 12 snijtanden, 4 hoektanden, 16 voorkiezen, en 10 scheur-kiezen en gewone kiezen. De hoek-tanden van de wolf zijn 2,5 cm lang en zijn sterk, scherp en lichtelijk gekromd. Met deze hoektanden kunnen ze hun prooi grijpen en vasthouden.

De druk die een wolf met de hoektanden kan uit oefenen tijdens het bijten, is 15 Mpa. Een wolf kan daarmee het been van een Eland in een hap doorbijten. Een wolf kauwt niet op zijn prooi, maar scheurt het vlees in stukken en slikt het door. Het scheuren van dit vlees doet hij met zijn kleine snijtanden. Met draderige bestands-delen van het vlees, flost de wolf op een natuurlijke manier zijn tanden. Hierdoor worden de speekselklieren geactiveerd en wordt de mond ook gespoeld.

Vacht 
De wolf heeft een zeer dichte en zachte win-tervacht, met een korte ondervacht en lang, grof, dekhaar. Het merendeel van de onder-vacht en een deel van de dekha-ren worden afgeworpen in het voorjaar en groeien terug in het najaar. De langste haren van de wolf bevinden zich op de achterkant en vooral aan de voorkant en in de nek. In het bijzonder bevinden er zich lange haren op de schouders en ze vor-men een kam in het bovenste gedeelte van de hals. De haren op de wangen zijn langwerpig en vormen bosjes. De oren zijn bedekt met korte haren die sterk lijken op de vacht. Op de ledematen van de ellenbogen tot aan de calcaneuspezen bevin-den zich korte, elastische en nauw aaneensluitende haren. De wintervacht is goed bestand tegen kou. 
Wolven in noordelijke klimaten kunnen comfortabel rusten in open gebieden bij -40 °C door het plaatsen van hun snuit tussen de achterste benen en het dekken van hun ge-zicht met de staart. De vacht van een wolf zorgt voor een betere isolatie dan honden-bont en, net als bij veelvraten bevriest de vacht niet wanneer een wolf ademt tegen zijn vacht. In een warm klimaat is de vacht grover en dunner dan in het noorden bij wolven. Vrouwtjes hebben soepeler behaarde benen dan mannetjes en in het algemeen ontwikkelen ze, wanneer ze ouder worden, een meer gestroom-lijnde en zachte vacht. Oudere wolven hebben over het algemeen meer witte haren in de punt van de staart, langs de neus en op het voorhoofd. De wintervacht is het langst behouden bij zogende vrouwtjes, waar-bij ze wel een aantal haren verliezen rond de tepels. De lengte van het haar op het midden van de rug is 6 tot 7 cm. De lengte van de dek haren op de schouders is over het algemeen niet meer dan 9 cm, maar kan 11 tot 13 cm bereiken. 

De kleur van de vacht varieert van bijna zuiver wit tot verschillende tinten blond, room en oker tot grijs, bruin en zwart. De variatie in kleur van de vacht heeft de neiging te vergroten in hogere breedtegra-den. Er zijn bijna geen verschillen in kleur van de vacht tussen de geslachten, hoewel de vacht van een vrouwtje roder kan kleuren. 

De kleur van de vacht lijkt niet te dienen voor camouflage. Een aantal deskundigen concluderen dat de gemengde kleuren meer te maken hebben met de nadruk op bepaalde gebaren tijden de interactie. Zwart gekleurde wolven (die voort vloeien uit het wolf-hond hybridisatie) komen zelden voor in Eurazië, waar interacties met gedomesticeerde honden zijn verminderd in de afgelopen duizend jaar als gevolg van de uitputting van de wilde wolf. Zwarte exemplaren komen vaker voor in Noord Amerika. Ongeveer de helft van de wolven in Yellowstone National Park is zwart. 

 

Zintuigen 
De wolf heeft sterk ontwikkelde zintuigen. De ogen van een wolf zijn beter dan die van de mens. Wolven kunnen net als katachtigen beter zien in het donker. Mensen hebben meer kegeltjes in de ogen, maar minder staafjes. Wolven zien diepte minder goed op af-stand dan de mens, maar wolven herkennen net als honden bewegende objecten eerder. Als een persoon stil zou staan voor een wolf, bestaat er een kans dat de wolf door de persoon heen kijkt. Wanneer de persoon beweegt ziet de wolf diegene weer wel. Wolven zien beter in het donker, omdat er een uit lichtbrekende kleine kristallen opgebouwde pigment laag achter het netvlies zit. Deze pigment laag reflecteert het licht.

Dit is ook de reden waarom de ogen van een wolf of hond oplichten als men er licht op schijnt. Wolven kunnen bijna helemaal om zich heen kijken in een hoek van 270 graden. De mens kan maar 180 graden om zich heen kijken. 

 

Voedsel 
De wolf is een specialist wat betreft prooi-dieren. In roedelverband wordt bij voor-keur gejaagd op de grotere hoefdieren, zoals Elanden, Edelherten, Reeën en Wilde Zwijnen, afhankelijk van het aanbod in een gebied.

Hij eet tevens knaagdieren, haasachtigen, en vogels, maar ook aas en afval. Bij een onder-zoek naar het menu van Pools Duitse wolven bleek dat Ree ongeveer de helft van het menu beslaat, Edelherten dertig procent en Wild Zwijn ongeveer vijftien procent. Kleinere dieren beslaan slechts vijf procent van het menu.

In Scandinavië bestaat de prooi in de winter voornamelijk uit reeën en in de zomer uit ( jonge ) elanden. Ook vee en zelfs hon-den worden gegrepen. Een onbe-schermd schaap is voor een wolf een eenvoudige prooi. Het succes bij de jacht is maar in beperkte mate afhankelijk van het aantal dieren in de roedel. Bij meer dan vier individuen lijkt het succes te stagneren. Dit komt doordat tijdens de jacht het werk vooral wordt gedaan door de enkelingen van de roedel die aan voortplanting doen. Zij die niet instaan voor voortplanting, en dus hun leven niet moeten wagen voor hun nageslacht, kunnen zich in de roedel gedragen als rebels. Ze lijken wel mee te werken, maar doen in feite weinig. 

Het effect van wolven op de populaties van hun prooidieren vormt een bron van misverstanden. Wolven zullen nooit in staat zijn hun prooidieren uit te roeien, zo lang de prooi-dieren de vrijheid van migratie hebben. Wolven hebben wel invloed op het migratiegedrag en de conditie van de prooidierpopulatie. De prooidieren zullen in streken waar wolven voorkomen zeer alert zijn en steeds proberen zich buiten het bereik van de wol-ven te begeven. Minder gezonde dieren zul-len dan eerder ten prooi vallen dan gezonde dieren, waardoor de populatie van de prooi-dieren "in conditie" gehouden wordt. Naarmate de prooidieren gezonder zijn, dan wel in lagere dichtheden voorkomen zal ook meer van de wolf gevraagd worden voedsel te bemachtigen, wat z'n effect heeft op con-ditie en voortplantingssucces van de wolven. Uiteindelijk hebben de prooidieren zo meer invloed op de wolven populatie dan andersom. 

Als wolven eenvoudig bij landbouwhuisdieren weten te komen, zullen ze zich hier aan tegoed doen. De wolven zullen in dergelijke voedselrijke gebieden in aantal toenemen. Als vervolgens de bewuste landbouwhuisdieren door betere bescher-ming niet meer beschikbaar zijn, zullen wolven andere voedselbronnen zoeken, wat gepaard kan gaan met brutaal aandoende vuilnisvreterij. Iets dergelijks zien we bij vossen, bijvoorbeeld in de duinen. Dergelijke interacties tussen mens en wolf ver-sterken het negatieve beeld dat bestaat van wolven. 

Gedrag& Sociale Structuur 
Wolven zijn dag- en schemeringsdieren, maar door felle bejaging zijn ze in veel gebieden (waaronder Europa) een nachtelijke leefwijze erop na gaan houden. De wolf is een goede renner, maar kan ook goed zwemmen. Ze zijn in staat zich snel te verplaatsen, met een topsnelheid van 45 tot 50 km/u. Normaal leggen ze 50 tot 60 kilometer per dag af, maar er is een geval bekend waarin een wolf op één dag 190 kilometer aflegde. Doorgaans zullen ze binnen hun territorium blijven, maar zo nodig kunnen ze in hoog tempo nieuwe gebieden verkennen. 

Roedel & Territorium 
Wolven zijn sociale dieren die in roedels leven die strikt georganiseerd zijn en geleid worden door een Reu en een Teef die gewoonlijk met Alfa worden aange-duid. Tegenwoordig wordt bij voorkeur gesproken van familiegroepen. Gewoonlijk hebben zij het alleenrecht op voortplanting. De overige dieren zijn meestal ( vol-wassen ) nakomelingen van het Alfapaar. Een vergelijkbaar stelsel kan ook aan-getroffen worden bij andere in groepen jagende hondachtigen, zoals de Dhole 

( Cuon alpinus ) uit India en de Afrikaanse Wilde hond (Lycaon pictus). 
De nakomelingen van het Alfa paar blijven hooguit twee jaar in de roedel. Bij een gemid-delde worp van 4 dieren kan de roedel na 2 jaar uit 10 dieren bestaan. Het voedselaanbod is van invloed op de roedelgrootte. Waar veel voedsel is ( bijvoor-beeld Alaska, waar de wolven op Elanden jagen ) leven de wolven in grote roedels die kunnen bestaan uit dertig dieren. 
In gebieden met weinig voedsel, als Italië en Spanje, leven de dieren in kleine familie-groepjes, bestaande uit het Alfa paar en hun welpjes. De oudere jongen verlaten al dan niet vrijwillig de roedel, en trekken vaak met hun broertjes en zusjes nog een periode op. Wanneer ze zelf een territorium en een partner gevonden hebben, vormen ze een eigen roedel. Onderzoek in Scandinavië heeft uitgewezen dat een uit de roedel weggetrokken teef de locatie van een nieuw territorium bepaalt. Een zwervende reu gaat op zoek naar zo'n geannexeerd gebied. De om-vang van een territorium is afhankelijk van de voedselsituatie, maar zal tussen de 200 en 2000 km² liggen. In de Alpen zijn territoria van 350 km² gemeten, in Alaska zijn ze groter. Eenzame wolven op zoek naar een partner of nieuw territorium kunnen grote afstanden afleggen, van tientallen kilometers tot meer dan duizend kilometer. 

 

Communicatie 
De wolf kent een grote verscheidenheid aan expressiemogelijkheden, waaronder geluiden. Het bekende huilen is vooral bedoeld om te communiceren over langere afstanden. 
Afhankelijk van de omstandigheden kunnen wolven dit gehuil op afstanden van zes tot tien kilometer horen. Het afbakenen van het territorium, door middel van te urine-ren met een opgetilde achterpoot, is voorbehouden aan dominante dieren. Binnen de roedel wordt vooral gecommuniceerd door middel van lichaamstaal. 

Onderdanige wolven bijvoorbeeld begroeten anderen door onderwerping, met afgewende ogen, staart tussen de achterpoten, lage houding, oren naar achteren en een zacht gejank. Als wolven boos of bang zijn laten ze dat meestal zien met ont-blote tanden en gegrom. 

 

Voortplanting & Ontwikkeling 

Een Wolfpup 
De wolf is over het algemeen monogaam : paren blijven meestal bijeen tot een van de twee sterft. Na de dood van een wolf wordt snel een nieuw koppel gevormd. Omdat er meestal meer mannetjes zijn in een groep, zijn ongepaarde vrouwtjes een zeldzaamheid. Als een mannelijke wolf niet in staat is om een territorium te maken of een partner te vinden, zal hij met de dochters van een reeds gevestigd broedpaar van een andere groep paren. Zo'n wolven worden casanovawolven genoemd. In tegenstelling tot mannen van gevestigde groepen, vormen ze geen broedpaar met de vrouwtjes waar ze mee paren. Sommige groepen kunnen meerdere vrouwtjes hebben die op deze manier bevrucht zijn, zoals het geval is in Yellowstone National Park. 

De leeftijd waarop een wolf voor het eerst gaat paren hangt grotendeels af van de omgevingsfactoren : wanneer voedsel in overvloed is of wanneer de wolven-populaties sterk worden beheerd, kunnen wolven op jongere leeftijd welpen groot brengen om de overvloedige middelen beter te kunnen benutten. Dit wordt ook aangetoond door het feit dat wolven in gevangenschap bereid zijn te paren van zodra ze 9-10 maanden oud zijn, terwijl de jongste geregistreerde paring in het wild bij wolven van twee jaar oud voorkwam.

Vrouwtjes kunnen elk jaar welpen krijgen, met gemiddeld een nest per jaar. In tegenstelling tot de Coyote bereikt de wolf nooit reproductieve veroudering. De Bronstijd vindt meestal plaats in de late winter. Bij oudere vrouwtjes begint die periode 2-3 weken eerder dan jongere vrouwtjes. Als het vrouwtje bereid is te paren, beweegt ze haar staart naar een kant om zo haar vulva bloot te stellen. Tijdens de paring komt de penis van het mannetje vast te zitten in de vagina, iets dat 5-36 minuten kan duren. Omdat de bronsttijd bij wolven slechts een maand duurt, ver-laten mannelijke wolven hun vrouwtjes niet om andere vrouwtjes te bevruchten, wat honden wel doen.