Hybride Bomen
Een hybride is een organisme waarvan de mannelijke ouder tot een andere taxonomische groep behoort dan de vrouwelijke ouder. Er bestaan drie graden van hybridisatie. Als een soort in twee of meer ondersoorten of variëteiten is verdeeld, zal een kruising van een paar een infra-specifische hybride opleveren. Als voor-beeld zou kunnen gelden het resultaat van een kruising met het pollen van Larix decidua var. polonica met de kegel van var. decidua uit Zwitserland. Dergelijke hybriden zijn interessant voor de vakman, maar zijn niet algemeen bekend, noch duidelijk verschillend in uiterlijk van hun ouders, die immers slechts op onderge-schikte punten verschillen.
In de meeste gevallen wordt de term hybride gebruikt voor een soort-hybriden, waar-in de ouders tot verschillende soorten behoren. Quercus x hispanica 'Lucombeana' bijvoorbeeld is een kruising van een Quercus cerris bestoven met stuifmeel van Quercus suber. Hoewel het gebruikelijk is de namen van de ouders in de hybride-naam in alfabetische volgorde te noemen, is het beter de vrouwelijke ( zaad- ) ouder het eerst te noemen. Dit vooral omdat meestal wel bekend is welke de 'moeder'-plant is, maar vaak niet met zekerheid is na te gaan met welke pollen deze is besto-ven. Het is gebruikelijk een soort hybride aan te duiden door een "x" voor de nieuwe soortnaam te zetten, bijvoorbeeld 'Larix x eurolepis Henry'.
Een derde soort hybride is de intergenerische hybride, waarbij de ouderplanten tot verschillende geslachten behoren. Deze zijn veel zeldzamer en kunnen alleen ont-staan tussen twee nauwverwante geslachten. Het enige voorbeeld is x Cupresso-cyparis leylandi, een hybride die in beide richtingen ontstaan is tussen Cypressus macrocarpa en Chamaecyparis nootkatensis. De correcte schrijfwijze is om "x" voor de nieuwe geslachtsnaam te zetten. ( Er kunnen verscheidene soorten in zo'n nieuw geslacht worden gevonden, omdat immers intergenerische hybriden tussen verschil-lende soorten van de oorspronkelijke geslachten kunnen voorkomen. ) Bij x Cu-pressocyparis zijn nog twee andere hybriden bekend. Ook in de Rosaceae, met name tussen Mespilus en Crataegus zijn zulke hybriden bekend, maar deze zijn te zeldzaam om te worden behandeld.
Bij hybriden geldt,dat hoe minder nauw verwant de ouders zijn, des te sterker is de hybride tussen hen, en in eigenschappen als groei, grootte en vruchtproductie over treffen hybriden hun ouders meestal. Deze eigenschap, bekend als 'hybridekracht' of 'heterosis' is de grondslag voor veel productie-hybriden. Er zijn verschillende oorzaken voor, maar de eenvoudigste is,d at de kruising tussen een soort die grote aantallen kleine vruchten draagt met een die weinig grote voortbrengt resulteren kan in hybriden met vele groter vruchten.
Eigenschappen als groeikracht en goede vruchtzetting zijn vaak om goede geneti-sche redenen dominant, zodat ze in het nageslacht tot uitdrukking komen. De grote groeikracht van x Cupressocyparis leylandii is misschien ontstaan uit de situatie dat de ene ouder goed groeit in gebieden met hete, zeer droge zomers, terwijl de andere groeit in gebieden met een koel en vochtig klimaat. De hybride heeft wellicht het vermogen geërfd om in alle weergesteldheden goed te groeien, waardoor hij beide ouders overtreft in de wisselende zomers van onze streken. Bij de bomen zijn de meeste hybriden vruchtbaar, in tegenstelling tot de enkele hybriden die bij dieren bekend zijn. Het nageslacht ervan kan echter niet geheel worden vergeleken met de oorspronkelijke hybride : hun ouders behoren tot dezelfde ( hybride ) soorrt, en worden 'tweede-generratie' hybriden genoemd of F2-hybriden. De ouders worden F1-hybriden genoemd. Zaden, verzameld van F2-hybriden zullen F3-bomen opleveren, enz. De hybride-kracht neemt in deze generaties snel af, en is zelden nog merkbaar in F3-bomen.