Leeftijd van een Boom

De hoogte en de kroonbreedte van een boom bereiken een maximum, stoppen, en nemen vervolgens na een variabele tijd af als de ouderdom zich laat gelden. Geen van deze karakteristieken kan men dus meten als het om de leeftijd gaat, behalve bij jonge bomen. De omtrek van de stam van elke boom zal echter in zekere mate toe-nemen gedurende ieder jaar van zijn leven. De leeftijd van de boom is dus een functie van zijn stamomtrek : deze wordt gemeten op 1, 50 meter van het hoogste punt van de grond eronder.

Nu zou men kunnen veronderstellen dat er veel berekeningen en grafieken nodig zijn om met de verschillen in de toename van de stamomtrek rekening te houden bij toenemende ouderdom van de boom, bij verschillende soorten, en bij verschil in groeikracht per individu. Het blijkt echter dat bomen van de meest verscheidene soorten in grote lijnen voldoen aan een zeer simpele regel. De gemiddelde toeneming in de stamomtrek van de meeste bomen met een goed ontwikkelde kroon bedraagt 2, 5 cm per jaar. Een boom met een stamomtrek van 2, 5 meter is meestal ongeveer 100 jaar oud.

Heeft hij in een bos gestaan dan zal de leeftijd ongeveer 200 jaar zijn: langs een laan, of enigszins ingesloten ca. 150 jaar. Dit bleek te kloppen na meting van hon-derden exemplaren van bijna alle soorten, van naaldbomen zowel als breedbladige soorten. Natuurlijk zijn er enkele verfijningen op deze regel nodig. De eenvoud komt voort uit het feit dat bij bijna alle boomsoorten de eerste groei sneller is dan 2, 5 cm per jaar; dan volgt er een periode waar dat ongeveer klopt, gevolgd door een periode met langzamere toename. Vandaar dat voor een groot deel van zijn leven de toename neerkomt op 2, 5 cm per jaar. Vanzelfsprekend moeten er uitzonderin-

gen worden gemaakt voor zeer jonge en zeer oude bomen, en er bestaan ook soor-ten die veel sneller of veel langzamer groeien.

Jonge Eiken op een goede standplaats groeien wel 3, 5 - 5 cm per jaar in de eerste 60 - 80 jaar van hun leven, daarna, totdat ze zo'n 6, 5 m hoog zijn groeien ze ver-volgens de 'standaard'norm. Dan wordt de toeneming geleidelijk minder, afhankelijk van de vermindering van het bladerdek, maar ze groeien tenslotte nog ongeveer 2,5 cm in de 5 à 6 jaar.

 

De voornaamste uitzonderingen zijn :

Gewone Groei 5 - 8 cm per jaar ( zelden tot 15 m per jaar in Sequoiadendron ) :

Sequoiadendron, Sequoia sempervirens, Abies concolor 'Violacea', Abies grandis, Cedus libani, Cupressus macroarpa, Picea sitchensis, Pseudotsuga menziesii,

Thuja plicata, Tsuga heterophylla, Salix alba 'Coerulea', Populus nigra en andere Populus hybriden. Pterocarya, Nothofagus, Quercus borealis en castaneifolia,

Querus frainetto en cerris. Liriodendron tulipifera, Platanus x hispanica en de meeste Eucalyptus-soorten.

 

Gewone Groei maar spoedig minder dan 2, 5 cm per jaar :

De meeste dwergbomen, Pinus sylvestris, Picea abies, Aesculus hippocastanum,

Tilia x europaea. Taxus.

 

De Taxus heeft een unieke groeiwijze. Vele exemplaren groeien de eerste 100 jaar standaard, maar uit weinig nauwkeurige gegevens is gebleken dat ze spoedig terugvallen tot ongeveer de helft van deze eenheid en langzamerhand, na 400 - 500 jaar, niet meer groeien dan 2, 5 cm per 5 - 15 jaar. De kroon is dan echter nog steeds in volle kracht en zijn kroonbreedte neemt jaarlijks nog toe. Zonder oudere gegevens over zijn stamomtrek is het dus erg moeilijk de ouderdom van een Taxus te schatten, en weinig exemplaren kunnen nauwkeurig worden opgemeten. Een ruwe leidraad is : 2, 5 meter : 100 - 150 jaar. 5 meter : 300 - 400 jaar. 6 meter : 500 - 600 jaar. 9 meter : 850 - 1000 jaar.